Jongeren die kiezen voor het stelsel van leren en werken engageren zich tot een systeem dat uit 2 onlosmakelijk met elkaar verbonden componenten bestaat: de component leren en de component werkplekleren. Aan het gedogen dat een jongere onbeperkt in de tijd enkel DO volgt en voor de rest van de week geen zinvolle tijdsbesteding heeft, wordt juridisch een einde gesteld. Het principe van het zogenaamd voltijds engagement is intussen ook in de leerplichtwet ingeschreven.
Voltijds engagement staat gelijk met een weekinvulling van minimaal 28 uren van 50 minuten, niet toevallig hetzelfde minimum aantal uren dat het voltijds secundair onderwijs per week omvat. Vermits het werkplekleren uitgeoefend wordt op basis van uren van 60 minuten (klokuren), dient een omrekening te gebeuren om te kunnen vaststellen of het voltijds engagement daadwerkelijk wordt bereikt.
Aan het voltijds engagement kan op volgende wijzen worden voldaan door DO (= de component leren binnen het CDO) te combineren met een persoonlijk ontwikkelingstraject, voortraject, brugproject of arbeidsdeelname (= de component werkplekleren).
Het is het CDO dat finaal beslist op welke wijze de arbeidsdeelname voor een individuele jongere wordt ingevuld, na overleg met de jongere (indien meerderjarig) of zijn ouders (indien minderjarig). Het centrumreglement laat niet toe dat ouders en jongere de keuze die het CDO maakt, weigert. Die keuze gebeurt anderzijds niet lukraak: het CDO moet immers bij zijn beslissing rekening houden met het profiel van de jongere, de meerwaarde van de concrete vorm van arbeidsdeelname voor de component leren en de tijdsduur van die arbeidsdeelname. Streefdoel is een vorm van duurzame tewerkstelling op contractuele basis die inhoudelijk aansluit op de component leren, zodat er van een echte alternering sprake is.